Ditmaal geen zonne-injectie als vakantie, maar een camper-uitprobeer tocht. We hadden de camper waar onze belangstelling naar uit ging gehuurd bij Volkswagen. Daarom moest tot haar grote vreugde ook Elke mee. Mede dankzij onze fietsvakantie-ervaring bleek de beperkte bagageruimte absoluut geen probleem. Ruimte genoeg. En uit de proef op de som bleek de camper naast ons huis op de daarvoor bestemde oprit te passen. Kortom, niets stond een goede testweek in de weg.
Nadat Elke haar eendjesdiploma had gehaald in Best gingen we op weg. De eerste stop was in Best zelf toen bij de eerste remmanoeuvre Elke's bank naar voren schoof. Een kwartiertje zweten later stond de boel vastgeklemd met behulp van een handdoek, een lekker begin! De eerste file kwamen we tegen net na Geleen, een goede reden om maar van de autosnelweg af te gaan. Dit gedeelte van Zuid-Limburg is echter niet de moeite waard, dus we waren opgelucht om bij Aachen de grote weg weer op te rijden. Bij de eerste stop bleken we echt in Duitsland te zijn: het restaurant had een Beierse week met onder andere Schweinehaxe. De vakantie ging toen echt beginnen, gelijk met de regen overigens. Het tochtje door de Noord-Eifel was erg mooi, vooral vanwege de herfstkleuren. Monschau was gruwelijk toeristisch, maar toch de moeite waard en leverde na een bezoek aan de brouwerij de eerste flesjes van Felsquel op. Na verdere capriolen door de Noord-Eifel belandden we in Stadtkyll op een Landal GreenParks camping. Die was knap vol. De eerste nacht bleek de camper best gezellig te zijn met zijn drietjes, maar het slapen gaan was voor ons problematisch: we kregen de bank niet meer van zijn plaats. Af en toe is het dan toch wel handig om ongeduldig te zijn en met een flinke vloek kreeg ik hem na een half uur van zijn plek. We hielden zelfs 's nachts de kachel een beetje aan, want de temperatuur kwam beneden het vriespunt. Goed, de wintervastheid was nu ook getest.
In de zuidelijke Eifel besloten we eerst Kyllburg van een bezoek te voorzien. Nou, het plaatsje was uitgestorven en niet de moeite waard. Daarna reden we door tot voorbij Trier langs de Saar. Het plaatsje Saarburg zag er leuk uit, maar wij gingen naar Orscholz om naar de Saarschleife te gaan kijken. Dit is een meander (slinger) van de Saar waarop je vanaf boven een prachtig uitzicht hebt. Er staat een hele kermis om heen, maar dankzij het mooie weer was deze plek een van de hoogtepunten van de vakantie. Daarna reden we naar de camping van Losheim. Die was keurig verzorgd, maar behoorlijk uitgestorven. We hadden het rijk bijna alleen. Elke kan inmiddels in Nederland prima fietsen, maar zodra er een hellinkje genomen moet worden, haakt ze af. We waren dus snel uitgefietst.
De mist verhinderde de geplande route door Saarland, zodat we maar besloten door te rijden over de Autobahn naar de Pfalz. De mooie uitzichten waren toch niet te zien. Net buiten Pirmasens vonden we een leuk en reusachtig restaurant midden in het bos, Beckenhof genaamd. Erg geschikt voor bierfeesten. De tocht door de Pfalz was iets geslaagder, hoewel het weer nog steeds pet was. Uiteindelijk staken we bij Karlsruhe de Rijn over en trokken we het Zwarte Woud in. Bij Bad Herrenalb vonden we een camping. Die was drie keer niks, maar het plaatsje zelf was niet onaardig, vooral het oude gedeelte wat vroeger bij een klooster hoorde. Op de camping troffen we nog een Nederlandse zelfbouwcamper aan, die we nog uitgebreid bestudeerden. De gasfles buiten lijkt ons toch ook niet alles.
De volgende dag togen we verder het Zwarte Woud in. Dat we de laatste dagen teveel gereden hadden, werd snel duidelijk toen Elke onderweg overgaf. Het werd dus een kort tochtje naar Bad Rippoldsau / Schapbach. Aan de rivier de Wolfach stond een mooie camping, Alisehof genaamd. Daar waren diverse vaste bewoners bezig hun stacaravan de jaarlijkse onderhoudsbeurt te geven. Ze hadden ook prachtig kindersanitair in primaire kleuren met speciale wc, douche en wastafels. Wij rustten lekker uit, terwijl Elke in de regen de schommels probeerde. De omgeving zag er schitterend uit, dus we kochten een wandelkaart om de volgende dag te gaan wandelen. 's Nachts barstte onverwachts een storm los, zodat we midden in de nacht ons luifeltje moesten afbreken. Ook elders op de camping was iedereen met noodreparaties bezig.
's Ochtends wachtten we tot half twaalf voor een droog moment, maar toen duidelijk was dat dat niet zou komen, besloten we te vertrekken. En een kwartier later konden we weg. Het is dat de campingbeheerder op de verkeerde camping zat (wie heeft er nou toch twee campings?), anders waren we direct weggeweest. Een heel duidelijk voordeel van de camper. Terwijl we onze boterhammen opaten in Triberg bezochten we de lokale waterval. Die was met het hele vele water erg aantrekkelijk, hoewel Elke meer oog had voor de tamme eekhoorntjes. De camping lag deze keer in Lenzkirch en wel bij een brouwerij. Zo'n camping heeft bij mij natuurlijk direct een streepje voor. En 's avonds konden we daar ook nog eten, waarbij we van alles in biersaus namen.
De ideale manier van vakantievieren was inmiddels al duidelijk geworden. Korte ritjes, met onderweg minstens een bezienswaardigheid, en in de buurt van de camping ook iets interessants. We gingen weer richting huis naar het noorden en reden oostwaarts het Zwarte Woud uit. Ons doel was het kasteel van de Hohenzollern, een machtige koninklijke familie in het verleden van Duitsland. Het lag prachtig op een bergtop, omgeven door de mooiste kleuren van de bomen. Het kasteel zelf had vijf voorburchten, boven elkaar gelegen, elke keer met een poort en een krullende oprijlaan. We kregen nog een rondleiding waaruit bleek dat het kasteel in de 19e eeuw gerenoveerd was (vandaar dat het er zo mooi uitzag) en dat het daar 's winters knap koud moet zijn geweest. Nee, wonen op een kasteel is leuk, maar dan wel met centrale verwarming! Vervolgens reden we naar Horb in het Neckardal, waar de camping dichtbij lag (te voet) en toch veraf (met de auto). We hadden mazzel want het restaurant op de camping was juist die dag net open. Elke werd onder andere bediend door een leeftijdsgenote en dat vond ze erg intrigerend.
De volgende dag reden we langs de Nagold omhoog en vervolgens naar het Cisterienzen klooster van Maulbronn. Dat staat op de monumentenlijst van de UNESCO en dat is echt geen beroerde keuze. Op het voormalig kloostercomplex staan enkele prachtige gebouwen en een kerk en het was leuk om daar even rond te slenteren. De beoogde camping bij St. Leon - Rot was erg onvriendelijk en daarom reden we nog een uurtje door. We kwamen net boven Bingen bij de Rijn uit en vonden een camping bij Trechtingshausen. Schitterend gelegen, met uitzicht op twee kastelen, twee spoorlijnen, een snelstromende rivier en een erg smalle toegangsweg. Dan ben je blij dat je een smal campertje hebt. Een Nederlandse gaf ons de raad naar restaurant de "Weisse Ross" te gaan, en dat was een goed advies. Er zat voornamelijk lokale bevolking en dat was terecht een goed teken. De gordijnen naar de Rijn toe hielden we 's avonds open voor het mooie zicht.