Wij schijnen alleen maar op vakantie te gaan als we met een bootreis kunnen beginnen. Een soort cruise-gevoel? Ik weet het niet, maar het is natuurlijk bijna onvermijdelijk als je richting Groot-Brittannië gaat. Gezien de bestemming Wales, was het logisch om de overtocht van Hoek van Holland naar Harwich te nemen. Stenaline heeft daar een prachtige reuze-catamaran in de vaart. Jammer alleen dat die op onmogelijke tijden afvaart. We vertrokken om vier uur 's middags zodat we pas om zeven uur Engelse tijd zouden aankomen. Aan boord overal reclame dat dit de snelste en betrouwbaarste boot zou zijn. Famous last words! Midden in het ronkende filmpje werd gemeld dat de boot een uur vertraging zou hebben vanwege een kapotte schroef. Ja kijk, ons maak dat niet uit, we hebben een camper waarmee we in een wip op de camping zijn en waar we niks aan op hoeven te zetten. Verschillende Nederlands fietsvakantiegangers waren een stuk minder blij. Die kwamen om 9 uur in het halfdonker de camping van de Strangers Home Inn fietsen, toen wij al lekker lui in onze stoelen lagen. Fijn begin van je vakantie!
Voordat we echt naar Wales gingen, namen we nog een aanloop van drie dagen door Engeland.
Dat leverde gemengde gevoelens op.
We hebben mooie dingen gezien, maar ook een paar miskleunen meegemaakt.
En het is toch wel vermoeiend, elke dag 150 tot 200 km rijden.
Op de terugweg deden we de 400 km in één dag, dat beviel een stuk beter.
Het dorpje Lavenham in Sussex was een onverwachte meevaller, maar het bezoek aan Ely een nachtmerrie.
We konden geen goede parkeerplaats vinden in het drukke stadje en draaiden ons zelfs hopeloos vast in een krappe bocht.
Geen lekker gevoel op je eerste vakantiedag, maar het bleek achteraf de uitzondering die de regel, dat je in Groot-Brittannië altijd wel een parkeerplaats vindt, bevestigt.
Geen bezoek aan de kathedraal van Ely dus, waarmee we kunnen vaststellen dat die heel veel op die van Chartres lijkt...
De tweede dag maakte veel goed met het bezoek aan twee steenringen.
Die van de Nine Ladies lag wel mooi, maar zoals Elke het uitdrukte, de meisjes waren wel erg klein.
Arbor Low ("het Stonehenge van het Noorden") maakte zijn naam echter geheel waar.
Niet de stenen waren de hoofdattractie (allemaal omgevallen), maar de ligging en de aarden wal eromheen waren zeer indrukwekkend.
Dat had ik toch voor geen goud willen missen.
De derde dag was een drama, de waterval was onbereikbaar door een of andere idiote 'fair' in Oswestry die de wegen in de wijde omgeving blokkeerde.
Vervolgens was Langollen vol, was de camping van Langollen vol en schoot Marjan vol.
Het uitzicht op de Horseshoe Pass knapte Elke en mij heel aardig op, maar Marjan was pas weer op haar gemak toen we een kleine camping in Denbigh vonden.
Noord-Wales is door zijn mooie natuur, leuke stadjes en Welshe cultuur verreweg het populairste vakantiedoel.
En dat hebben we geweten!
Het was er gruwelijk druk en met name in de weekends zaten de campings vol.
Daar werd je niet vrolijk van.
Daarom zijn we maar een beetje om de hete brei heen gedraaid en hebben we Snowdonia alleen maar aan de randen bezocht.
Het is het mooiste deel van Wales, maar het moet wel leuk blijven natuurlijk.
Toch kom je dan eigenlijk de verrassendste dingen tegen.
Neem nu Denbigh.
Niet echt een stadje om een heel weekend door te brengen, maar een camping waar plaats is, is nu eenmaal goud waard.
Tja, en als daar dan toch bent, dan ga je ook maar het kasteel bezoeken.
Dat staat nog overeind, maar daar is dan alles ook mee gezegd.
Tot blijkt dat precies op het moment dat je daar aankomt een valkeniersshow begint.
En niet zo maar eentje.
Er waren roofvogels te bezichtigen, Elke was helemaal weg van Balou, de eagle-owl (oehoe).
En de demonstratie van Roger James van de Halsband's falconry was enorm leuk.
Humoristisch, educatief en indrukwekkend met daarbij nog publieks-participatie.
Elke mocht ook nog een leren handschoen aantrekken en een harris hawk vangen op haar handschoen.
Ze hebben ook nog contacten met een valkenier in Valkenswaard, dus daar moesten we ook maar eens naar toe gaan.
Ik ben nog vergeten te vragen of de naam Halsband's op Nederland is geïnspireerd.
Anglesey was een leuk eiland.
We bezochten er een Sea Zoo, een zee-aquarium.
Elke vond het heel erg leuk, maar wij zijn verwend met het aquarium van Hirtshals in Denemarken, dus wij vonden het minder.
De zeepaardjes waren overigens wel grappig.
De omgeving van Holyhead, Holy Island, had mooie kliffen, maar helaas was het erg nevelig, dus hebben we er niet veel van gezien.
Op Anglesey wordt nog volop Welsh gesproken, met als extreem het wereldberoemde plaatsje Llanfair Pwllgwyngyll, waar nog een tiental lettergrepen achteraan sukkelen om het de langste plaatsnaam ter wereld te maken.
Het is daar een complete toeristenkermis waar busladingen worden gelost om een foto te maken van het station met de volledige naam.
Belachelijk eigenlijk, maar ja, je bent treintjesfanaat of niet, dus hebben wij ook zo'n foto...
Het Welsh is de meest gesproken Keltische taal.
De taal heeft eind 20e eeuw een complete revival doorgemaakt en met name in het Noorden zijn er streken waar Welsh de eerste taal is.
Jammer genoeg lijkt Welsh nergens op en is het dus ook niet te volgen.
Ook geschreven teksten zijn nauwelijks te begrijpen omdat er geen constant woordbeeld is.
Bijvoorbeeld 'coch' (rood) kan door andere woorden in de buurt veranderen tot 'gwg' en dan wordt het toch wel heel lastig om het te herkennen.
De taal is echter ook weer niet fonetisch, want veel letters kunnen op meerdere manieren uitgesproken worden, met name de 'y' en de 'u'.
En de uitspraak vereist ook nog wel wat tong-gymnastiek.
Het helpt al wel enorm om te weten dat de 'w' vaak als 'oe' wordt uitgesproken, maar daar staat tegenover dat de 'll' veel mondwater oplevert.
Het is een klank ergens tussen onze 'ch' en het engelse 'th' in.
Alle borden zijn in twee talen, net als de op de weg geschilderde teksten.
Ik moet bekennen dat het even duurde voordat ik dat laatste door had.
Wat 'slow' is weet ik wel, maar wat 'araf' nou in vredesnaam was...
Jammer genoeg is de volgorde van de twee talen niet vast.
Dat betekent dat als je een bord met hoge snelheid passeert, je vaak naar de Welshe tekst zit te kijken en voordat je dat door hebt, ben je er al weer voorbij.
Niet echt handig gedaan dus.
Dankzij mijn boekje met betekenissen van Welshe plaatsnamen kon ik de meeste plaatsen wel duiden en dat scheelde grappig genoeg wel wat.
Midden-Wales ligt buiten de grote natuurparken, maar kan toch zeer spectaculair zijn.
Ik heb Dolgellau altijd een leuk plaatsje gevonden.
De huizen hebben een soort grijze eenvormigheid, omdat ze allemaal in dezelfde stijl met dezelfde stenen gebouwd zijn, maar zijn zeker niet saai.
Bovendien is het een rustig dorpje, maar bepaald niet uitgestorven.
We hebben daar ook de Torrent walk gelopen, een mooie wandeling langs een riviertje dat zich door een kloof vol met rotsblokken een weg moet banen.
Machynlleth is juist weer een kleurrijk plaatsje.
In de buurt daarvan ligt het Center for Alternative Technology.
Op zich best leuk en sympathiek, met name de lift op waterkracht is verbluffend.
Maar het geheel is nogal drammerig, en als je voor de tiende keer leest dat windmolens beter voor het milieu zijn dan kerncentrales dan word je daar op den duur heel erg moe van.
Er is veel voorlichting, maar eigenlijk is er niet veel meer dan dat.
In Devil's Bridge heb je een brug, wel drie boven elkaar zelfs.
Veel is er verder niet te beleven, alleen een wandeling naar de bruggen en de bijbehorende waterval.
Die wandeling bevat een afdaling langs een zogenaamde Jacob's ladder.
Dat is met een portie hoogtevrees wel even slikken, maar goed, we zijn heelhuids (en heel langzaam) beneden gekomen.
De treinreis naar Aberystwyth door de Rheidol Valley is zeer de moeite waard.
Mooie uitzichten vanuit plaatsen waar je met de auto maar moeilijk kunt komen.
Aberystwyth zelf is niet echt opvallend, wel veel winkels.
In de zomerse temperaturen is het wel heel leuk om langs het strand te flaneren.
Het autotochtje door het bovenste gedeel van de Wye Valley is zeer rustig en erg mooi.
Het bracht ons in Rhayader, duidelijk een regionaal centrum.
Het verkeer loopt daar een paar keer per dag vast op het onhandig aangelegde kruispunt van twee drukke winkelstraten.
In de Brecon Beacons bezochten we nog de Dan-yr-ogof, een wereldberoemd grottenstelsel, met name in Wales.
Het was daar ongelooflijk druk, maar omdat we daar precies om 10 uur 's morgens waren (we kampeerden er vlak naast), was het nog net te doen.
De Cathedral Cave is echt de moeite waard, de Showcave zelf ging wel, en de rest inclusief plastic dinosaurussen en nep-steencirkels was waardeloos.
Er zijn genoeg campings in Wales, dat is het probleem niet.
Om ze te vinden is echter wel een hele kunst.
Er bestaat namelijk niet zoiets als een campingboekje met alle campings van Wales of van een bepaalde streek.
Zelfs bij de Tourist Information zijn niet alle campings in de streek bekend.
En buiten de streek al helemaal niet.
Ook het hebben van een tien jaar oud campingboekje is niet behulpzaam natuurlijk.
Vreemd genoeg konden we nergens een recent boekje te pakken krijgen.
Een extra hindernis is dat de ene camping geen kinderen toelaat, de andere weer alleen tenten en het zou me niks verbazen als er ergens nog een camping te vinden is die alleen blauwogige wipneus waterhoofden toelaat.
Leve Groot-Brittannië.
Jammer genoeg stonden ze over het algemeen knap vol, met name in de weekends.
De beste taktiek was dan ook om op vrijdag al heel vroeg een camping te gaan zoeken.
Maar ook dat viel niet mee, en zo eindigden we de meeste weekenden op een heel andere plek dan dat we gedacht hadden.
Als de beoogde camping vol was, dan reden we net zo lang door tot we weer een campingbordje zagen.
Dat is dan wel een voordeel van de camper, het maakt niet uit om een uurtje langer te rijden, want je staat toch binnen een paar minuten helemaal opgetuigd.
De kwaliteit en de prijs waren zeer wisselend, en hingen ook niet bepaald van elkaar af.
De duurste van 20 pond per nacht (Redford Caravan Park in West-Wales) was beroerd en bar ongezellig.
Kan ik van harte afraden.
De goedkoopste van 6 pond (Walton Court in Radnor Valley) was niet echt slecht en had een pub ernaast.
De ongezelligste was die van Dan-yr-ogof, dat was meer een veredelde parkeerplaats met overigens goed sanitair.
Het Tyddyn Du Touring Park bij Conwy had het mooiste sanitair, maar stond dan ook mudvol.
Leuke campings waren die van Dolgun Uchaf in Dolgellau (nog primitief, maar in opbouw) en Fron Caravan & Camping Park op Anglesey (veel voorzieningen voor kinderen).
De allerleukste was echter Moelfryn Caravan and Camp Park in West-Wales.
Mooie rustige camping met goed sanitair en gezellige eigenaars.
Ook een van de weinige campings die door niet-blanken wordt gerund.
Die van Dolgun Uchaf hadden we op twee onafhankelijke manieren gevonden.
Voor de vakantie had ik hem al op internet opgespoord en de routebeschrijving uitgeprint.
En tijdens onze pre-weekend dwaaltocht door Snowdonia zagen we een campingbordje vlakbij Dolgellau.
Noodstop, smal toegangsweggetje, plekkie gevonden, even bijkomen en barst, het is dezelfde als die op internet.
Voor een lijst van campings zie verder de camperlog.
West-Wales heeft een lange kuststrook met bijbehorend campingleed.
Maar er zijn gelukkig ook wel wat leuke plaatsjes.
In Carmarthen vind je moeizaam een parkeerplaats, maar wel lekker veel winkels.
Verder zijn ze nog wat kasteelrestanten aan het opgraven, maar het zal wel nooit veel worden.
Cardigan is eigenlijk van hetzelfde laken een pak, alleen iets kleiner en overzichtelijker.
Het hoogtepunt is echter St. David's, met een terecht wereldberoemde kathedraal en een bisschoppelijk paleis waar een aannemer nog veel goed werk kan verrichten.
Die kathedraal ligt erg apart, namelijk niet op een heuvel maar in een dal.
Het is dan ook een van de weinige kathedralen waar je van bovenaf op kunt kijken.
Verder is het gebouw vrij simpel en strak, voor een kathedraal tenminste.
En het is ook niet zo overdreven protserig.
De toren kan bijvoorbeeld niet hoger, omdat de fundamenten dat niet toelaten.
Die staan namelijk op een oude rivierbedding.
Handige jongens, die heiligen.
Het bijbehorende dorpje wordt zo'n beetje overspoeld met toeristen, maar toch blijft het wel gezellig.
Je gaat op vakantie met een steenfanaat, dus moet je de nodige steenhopen gaan bekijken.
Naast de reeds genoemden in Engeland, is er ook veel te zien in Wales.
De grootste steencirkel in Wales is de Druid's Circle.
Een fraaie naam, maar het heeft niets met druïden te maken en het is geen cirkel maar een ellips.
Ik maakte een mooie wandeling van een paar uur er naar toe op een van de warmste dagen van de vakantie vanuit de camping Tyddyn Du Touring Park in Dwygyfylchi.
Dat leverde vijf joekels van blaren op, maar ook veel kijkgenot.
Naast de Druid's Circle liggen nog een ring-cairn (zeer prozaïsch Circle 278 genaamd) en een kleine ring van 5 stenen (al even prozaïsch van de naam Circle 275 voorzien).
Ook de Red Farm heb ik gevonden, maar niet zijn bijbehorende ring van kleine stenen.
Daar zullen wel teveel schapen op hebben gelegen.
Anglesey is een waar paradijs, wat steenhopen betreft dan.
De grafkamer van Barclodiad y Gawres is helemaal gerestaureerd inclusief aarden bedekking, maar wel met een veilig betonlaagje ertussen.
Je kunt er ook nog in, maar dan moet je de sleutel in Aberffraw dan wel Llanfaelog gaan halen.
Welke van de twee, daar zijn de deskundigen nog niet over uit.
Met de zaklantaarn konden we wel naar binnen schijnen, maar de steengraveringen konden we niet zien.
Na raadpleging van een Ordnance Survey kaart van een voorbijganger bleken we de camper wel degelijk vlakbij de Penrhos Feilw Standing Stones te hebben gezet, maar dan moet je natuurlijk wel ver genoeg de goede kant inlopen.
Bij de herkansing bleken er twee knopperds van stenen te staan in de vorm van een speelkaart: hoog, breed en dun.
De grafkamer en voormalige steenring van Bryn Celli Ddu stond weer perfect aangegeven en was de moeite waard.
Jammer alleen dat er een stuk of tien Britten een balspel erop stonden te spelen.
Hier konden we wel in, tenminste als je Marjan het hekje laat openmaken.
Binnenin staat nog een gegraveerde losse steen die de vrouwelijke dodenwachter voor schijnt te stellen.
Zou je niet zeggen, maar het staat wel raar, zo'n steen in het midden.
Ik kon de beschrijving van het monument (eerst een steenring, dan vernield en vervolgens een grafkamer) aardig thuis brengen, alleen snap ik nog niet helemaal wat die zes kleine steentjes voor de ingang te betekenen hebben.
In de Preseli's heb ik in de buurt van Mynachlog-ddu nog even gezocht naar Gors Fawr, een kleine steenring, maar daar had ik eigenlijk te weinig tijd voor.
Een paar dagen later hebben we wel Pentre Ifan bezocht.
Ook dit zijn de restanten van een grafkamer, ditmaal zonder aarden bedekking.
Hij ziet er heel spannend uit, de grote deksteen ligt op precies drie punten vast.
Je houdt je adem onwillekeurig in, je bent bang dat je hem omblaast, maar dat zal dus wel niet na al die jaren.
In de Radnor Valley ben ik nog langs de Four Stones gefietst.
Die bestaan inderdaad uit vier stenen (je staat er nog van te kijken hoe vaak zo'n naam fout is) en schijnt een verdwaalde Four Poster uit Ierland te zijn.
Het zijn behoorlijk grote keien, waar maar weinig plaats tussen is.
Iets verderop ligt het steenrijtje van Kinnerton en misschien heb ik dat ook wel gezien, maar ik kon het niet controleren want het hek zat op slot en ik had Marjan niet bij me.
Zuid-Wales moet het niet hebben van zijn natuurschoon of zijn cultuur.
Het is een zwaar industrieel gebied.
Maar niet oninteressant.
De grootste attractie is de Big Pit, een voormalige kolenmijn.
Je kunt hier onder leiding van ex-mijnwerkers afdalen naar zo'n 80 meter diepte en daar een tochtje door de gangen maken.
Bijzonder spannend, want zo'n heel stabiele indruk maakt die lift niet.
Je wordt uitgerust met een mijnlamp met nood-aggregaat en een valhelm.
Dat ding is niet overbodig want de gangen zijn niet echt ruim uitgehakt.
Elke had nergens moeite mee, Marjan moest af en toe bukken en ik heb een hele hoop klopsignalen gegeven met mijn hoofd en de valhelm.
De mijnwerkers zijn nog steeds erg trots op hun werk en terecht natuurlijk.
Verder hebben we nog een tocht door de Rhondda Vallei gemaakt.
Dit was de beruchtste mijnvallei in Zuid-Wales en de restanten zijn er nog steeds te zien.
Er zijn lange rijen kleine huisjes, die weliswaar opgeknapt zijn, maar eigenlijk alleen maar als kabouterhuisje dienst kunnen doen.
De vallei eindigt met een paar mooie uitzichten op Blaenrhondda en aan de andere kant op Hirwaun, waar de enige nog in bedrijf zijnde kolenmijn is.
Iets naar het noorden ligt het boekendorpje Hay-on-Wye.
Een of andere idioot is hier ooit een boekhandel begonnen, zijn buurman vond dat een goed idee en voor je het wist had het halve dorp een boekhandel.
Ze schijnen tegenwoordig allemaal dezelfde eigenaar te hebben, en eigenlijk is het dorp dus één grote boekhandel.
En ja, het is er druk, en ja, het is er toeristisch.
En toch, het heeft wel iets.
Het grappige was dat de boekenfanaat van de familie niets naar haar zin kon vinden, terwijl ik nog twee geschikte boeken vond over steenhopen.
In Wales heb je tenminste echte kastelen.
Geen pracht en praal, maar gewoon kastelen die diende ter verdediging.
Niet voor de Welshmen, maar ertegen, want ze zijn door de Engelsen gemaakt om de inwoners van Wales een beetje rustig te houden.
En met succes blijkbaar.
Sommige kastelen zijn eigenlijk prima behouden gebleven.
We zijn er in vijf geweest en allemaal hadden ze wel iets.
Die van Denbigh was verreweg de minste (weinig van over), maar daar was dan wel weer de valkenshow.
Die van Conwy in Noord-Wales is mooi vanwege de aansluiting en uitzicht op de muren van de stad (die er ook allemaal nog staan), wat een uitstekend idee geeft hoe de ligging vroeger was.
Het mooiste kasteel is Beaumaris op Anglesey.
Als je aankomt dan denk je: wat zijn die muren laag, daar spring ik zo overeen.
Maar dan blijkt daar een muur achter te liggen die wèl hoog is, maar die je van buiten af eigenlijk niet ziet.
In het kasteel kun je nog binnenin de muur lopen, wat een heel aparte ervaring is.
Er zijn alleen openingen naar buiten toe, zodat als de muur ingenomen werd, ze nog steeds niet naar binnen konden schieten.
En zo zijn er wel meer handigheidjes.
Het kasteel van Caernarfon mocht er ook wezen.
Naar verluid geïnspireerd op de muren van Constantinopel, is het een erg groot kasteel met gekleurde en belijnde muren.
Ze zijn nog steeds erg trots op hun kroning van Charles tot Prins van Wales.
Ook Elke was daarvan onder de indruk.
In het kasteel was nog een verhelderende film.
Het meest sfeervolle was echter de muziek van de Welshe doedelzakspeler.
Je bent gelijk in de stemming.
In het westen ligt nog het kasteel van Pembroke.
Het meeste opvallende daarvan is de grootte en de ronde burcht (keep) van 25 m doorsnede en 40 m hoogte die een kasteel binnen een kasteel vormt (en ook het oudste deel ervan is).
Het dorpje Pembroke ligt aan een straat die naar het kasteel leidt en is verder best gezellig.
Op de grens van Engeland en Wales ver van de grote rivieren de Dee, de Wye en de Severn ligt de Radnor Valley.
Een hele aparte streek, hij lijkt een beetje klem te zitten tussen twee beschavingen.
En het zit allemaal een beetje raar in elkaar in die buurt.
Op een fietstochtje van 18 km passeerde ik de Engels-Welshe grens vijf keer (en dus één keer onopgemerkt, want ik begon waar ik eindigde).
We kampeerden op Walton Court, een camping waar een mooi oud huis bijhoort (Vlaamse stijl heb ik me laten vertellen).
Dat ligt vlakbij Old Radnor, een verstild oud dorpje, maar vroeger de hoofdplaats van deze streek.
Er staat nog steeds een schattig kerkje, met daarin een doopvat uit de 8e eeuw.
Ook de rest van de streek ademt historie.
Er zijn hier restanten van een oude palissade uit het Stenen Tijdperk gevonden, die een gigantisch gebied afpaalde (34 hectare).
Die is daarmee de grootste in zijn soort, maar het doel ervan is onduidelijk.
Er zijn ook geen restanten van te zien.
Verder ligt hier de Hergest Ridge, en dan weten Mike Oldfield fans weer genoeg.
Dit is ook het gebied van Offa's Dyke.
Dit is een aarden wal die langs de hele oostgrens van Wales ligt en uit de 8e eeuw stamt.
Het is vermoedelijk een verdedigingslinie die door de Engelse koning Offa gebouwd is.
Hij is van veraf grappig genoeg best wel zichtbaar, maar van dichtbij zie je er eigenlijk niks van.
Ik moet er met de fiets twee keer doorheen gereden zijn, maar ik heb er weinig van gezien.
We zijn ook nog naar Knighton geweest, waar het bezoekerscentrum van Offa's Dyke ligt.
Maar het is gemakkelijker daar een tearoom te vinden, dan een stukkie Dyke.
Het niet met Knighton te verwarren Kington ligt weer net in Engeland.
Ze hebben daar een soort kinderboerderij annex uilentuin.
Dat was een kolfje naar Elke's hand.
Ze was met name weg van de uilen, en zeker van die uilen die je mocht aaien.
En die uilentuin maakt het ook nog dragelijk voor de ouders ook.
In de buurt ligt nog het plaatsje Eardisland, met prachtige zwart-witte vakwerkhuizen.
Engeland is het land van de aparte bieren en de kleine brouwerijtjes.
Wales dus niet.
Je vindt sporadisch bieren van grote Welshe brouwerijen als Brains en Felinfoel, maar verder is hier eigenlijk nauwelijks een aparte biercultuur.
Pas in St. David's kwam ik flesjes tegen van een kleine Welshe brouwerij uit de buurt van Cardigan: Bragdy Ceredigion.
Aangevuld met Engelse bieren bleek onze camper toch nog tenminste 28 lege bierflesjes te kunnen exporteren.
Daar was ik niet ontevreden over.
Ook in het eten schuilt niet de grote kracht van Wales.
We hebben wel een paar keer naar tevredenheid gegeten bij pubs die in de buurt van een camping stonden.
We hebben ook een paar keer gebarbecued.
Ze hebben daar kant en klare zakken houtskool die je met papier en al op de barbecue legt en dan aansteekt.
Werkt simpel en zeer doeltreffend.
Het beste restaurant troffen we tegenover de camping van Walton Court.
Daar was de Crown Inn, een pub met een Thais restaurant.
De eigenaar was getrouwd met een Thaise en die kon heel lekker koken.
We hebben daar twee keer gegeten en zelfs Elke vond het heerlijk.
Typisch Brits en ook typisch Welsh is het nuttigen van thee.
Officieel moet dat in het late middaguur gebeuren, maar eigenlijk drinkt iedereen de hele dag door thee.
Wij maakten er welhaast een traditie van om tussen de middag uitgebreid te 'tea-en'.
Kopjes thee, suiker, melk en natuurlijk de nodige scones, kruidenkoek en koekjes.
Elke is nog nooit zó dol op thee geweest.
Maar dat kan ook aan de andere toebehoren gelegen hebben.
En aan de gezelligheid.
Boodschappen doen is dankbaar werk in Engeland en Wales.
Er zijn voldoende winkels, met goede parkeergelegenheid.
Onze favoriete supermarkten waren Safeway (vrij naar the Smiths: Safeways here we come!) en Somerfield.
Maar met een Kwik-save waren we ook niet ontevreden.