Elke was twee weken achter elkaar vrij in mei en dat betekende dat we met de voorjaarsvakantie wat verder weg konden gaan dan normaal.
Deze keer werd Spanje als doel uitgekozen.
We zouden onder Barcelona beginnen, de kust afzakken en kijken hoever we zouden komen.
We hadden vooraf grote twijfels of Barcelona wel haalbaar was in twee dagen tijd.
De eerste dag was het prima reisweer en kwamen we geen files tegen op de Franse snelwegen.
Zo stoven we langs Beaune om in Anse, vlak langs de snelweg en net boven Lyon, te eindigen.
Anses claim to fame is het lokale mini-kinder-treintje dat gelukkig nog niet rijdt in mei.
Verder stelt het dorp niet veel voor, maar gelukkig hadden ze een prima restaurant in La Villa.
Daar peuzelden we alle drie een driegangenmenu naar binnen.
Leuk dat Elke al zo groot is om een eigen menuutje te nemen.
Van de snelweg naar Anse komen is geen probleem, maar omgekeerd is een onoplosbare puzzel.
Daar spendeerden we de volgende ochtend eerst een half uur aan.
Vervolgens reden we voor de eerste keer dwars door Lyon in plaats van er ruim omheen.
's Zondagmorgens zijn er zeker nog geen files, dus dat is aanzienlijk korter.
En op zich leuker, zo zie je nog eens wat van Lyon.
Hoewel je dat natuurlijk niet moet overdrijven.
De wind waaide hard dwars op de camper, vooral rond Perpignan en dus konden we niet echt doorrijden.
Desondanks werd het in de loop van de middag duidelijk dat we Barcelona voorbij zouden komen.
Omdat Elke's kikkerbilletjes de avond ervoor net iets te lekker waren geweest, besloten we om de bochtige bergwegen even te mijden en naar Roda de Bara aan de kust te rijden.
De camping aldaar was gemakkelijk te vinden: bij de Romeinse triomfboog linksaf er op draaien.
We konden gelijk in stijl beginnen met een duik in het zwembad.
Het Spaanse autowegsysteem lijkt wel wat op het Franse.
Je hebt tolwegen, tolvrije doorgaande wegen en natuurlijk de kleine weggetjes.
Die tolwegen rijden prima door en die doorgaande wegen doen soms wel en soms niet hun naam eer aan.
De kleine weggetjes zijn meestal van uitstekende kwaliteit, op enkele na die nog verbouwd moeten worden.
Daar heb je dan gelijk het grote probleem in Spanje genoemd.
Er wordt hard aan de wegen gewerkt.
Op zich zeer loffelijk, maar helaas kent het Spaans geen woord voor "omleiding".
Dus als een weg afgesloten is, dan ... eh .. nou ja, dan kun je er niet langs hè.
En omleidingsbordjes, ach ... iedereen kent de weg toch?
Zo hebben we Sagunto uiteindelijk maar niet bezocht.
Na de rotonde was de weg naar het aantrekkelijk uitziende Castello afgesloten en toen we na drie rondjes nog niet wisten waar we heen moesten, zijn we maar onverrichter zake teruggekeerd.
Verder is de bewegwijzering eigenlijk prima.
Langs de weg kom je leukste dingen tegen.
Op de spatlappen van de vrachtauto's: Tisvol.
Langs de kant van de weg: Carbon Vegetala.
En ik maar denken dat houtskool altijd vegetarisch was.
Het is overigens turf...
En op de snelwegen hebben we ons erg vermaakt met de tol.
Daar moesten we altijd "Manual" hebben.
En ja, zeker rond Barcelona verwacht je dan toch echt dat er een mannetje met een snor in het loket zit, die "Què?" tegen je zegt, en "I know no-o-othing".
Als wegenkaart gebruikten we het kaartenboek van Guía Campsa, schaal 1 op 300000.
We hebben ze liever nog een graadje nauwkeuriger, maar er was niets beters.
In de praktijk voldeed het boek prima, ondanks de af en toe onhandige vouwblaadjes.
In Roda de Bara zaten we op zo'n volledig verzorgde camping, zal ik maar zeggen.
Twee restaurants, een winkel waar menige stad jaloers op zou zijn, een verwarmd zwembad, een sanitair waar je in kunt verdwalen en natuurlijk animatie.
Dat laatste hebben we zorgvuldig vermeden.
De plaatsen lagen echter heerlijk in de schaduw, Elke had wat vriendjes (Giel en Lakisha) en het was er gezellig en niet druk.
Daarom besloten we om niet iedere dag te trekken, maar om vanaf de camping onze tochtjes het binnenland in te maken.
Roda de Bara zelf zijn we niet in geweest, maar de eerdergenoemde triomfboog hebben we uitgebreid bekeken, evenals het op een rotspuntje aan het strand gelegen kloosterkerkje.
Het strand zelf werd deels nog opgespoten en was niet onaardig.
Het eerste tochtje betrof Tarragona.
Dat hadden we al drie keer rondgereden voordat we eindelijk een geschikte parkeerplaats gevonden hadden.
Door een omleiding (uiteraard!) hadden we de beoogde parkeerplaats gemist, maar als door een wonder vonden we het Platja del Miracle nog terug.
Tarragona is een oude Romeinse stad (toen Tarraco genaamd), die in die tijd groter was dan aan het eind van de negentiende eeuw.
Het heeft een mooi oud centrum, waaromheen een deel van de Romeinse muren is blijven staan.
Die hebben we uitgebreid bezocht.
Net buiten die muren ligt het amfitheater.
Waarschijnlijk is dat bewaard gebleven omdat er later twee kerken en een kerkhof in gebouwd zijn.
Ons tochtje het binnenland in voerde ons eerst naar Poblet.
Daar is een heel mooi oud cisteriënzer klooster uitstekend bewaard gebleven.
Normaal liggen bij dat soort kloosters de daken er al af en staan de muren nog net overeind, maar hier is alles netjes gerestaureeerd.
Vooral de gewelven waren erg mooi.
Ietsjes verderop ligt Prades.
Dat is een dorpje met een versterkt kerkje (waar altijd een bus voor staat als je een foto wilt nemen) en met binnenin een heel gezellig pleintje met een fontein.
De omgeving daar is erg bergachtig met bijbehorende uitzichten en slingerwegen.
In Spanje spreken ze Spaans, zou je denken.
Maar dat klopt toch niet helemaal, want in bepaalde streken mogen ze tegenwoordig weer hun eigen taal promoten, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk.
Zo heb je onder andere het Baskisch en het Galicisch en in de streken waarin wij rondtoerden Catalaans.
Dat Catalaans is ongeveer een kruising van Frans en Spaans.
Valencia ligt buiten Catalonië, maar achteraf spreken ze daar ook een variant van het Catalaans, lekker praktisch Valenciaans genaamd.
Zowel voor het Spaans als het Catalaans geldt dat je het wel een beetje kunt volgen als je wat andere Romaanse talen kent.
Spanjaarden zijn over het algemeen bijzonder vriendelijk en geduldig.
Dat merk je bijvoorbeeld in het verkeer.
Maar ook ons zinnetje "Hola, no hablo Español" deed over het algemeen weer wonderen.
Er verschijnt direct een glimlach op de aangesprokene, en als ze geen buitenlands spreken, dan wordt het Spaans in ieder geval langzaam en duidelijk uitgesproken.
Zo kom je er meestal wel uit.
Het leefritme in Spanje is een beetje anders dan in Nederland.
Tussen een en vijf uur moet het wel bijzonder toeristisch zijn om iets open aan te treffen (inclusief de attrakties!).
Daar staat tegenover dat er vaak om negen of tien uur 's avond nog mensen aan het werk zijn.
De toeristische attrakties zijn vaak goed verzorgd, er zijn dankzij al die Nederlands toeristen vaak Nederlandstalige vertalingen van lokale rondleidingen.
Verder is de toegang vaak erg goedkoop, zo rond de 3 Euro.
Ik had vooraf al gelezen dat de onroerend goed markt bloeit in Spanje.
Nou, dat kun je ook zien ook.
Overal waar je kijkt zie je bouwkranen en worden er huizen gebouwd.
In een klein stadje als Peñiscola stonden er minsten vijftien.
Je zou toch zeggen dat het een keer ophoudt, bijvoorbeeld als iedereen een huis heeft.
De verwachting is ook dat dat een keer gaat gebeuren en dat de economie dan instort.
Met wat ik gezien heb zou dat best eens kunnen.
Ons tweede vakantieterrein was het plaatsje Peñiscola, ergens aan de kust tussen Tarragona en Valencia.
De camping was vlakbij het strand en was beduidend minder luxe dan de vorige.
Jammer genoeg was er ook niet bijster veel schaduw.
En voor het onverwarmde zwembad had je iets meer (maar niet veel) moed nodig.
Het plaatsje zelf is beeldschoon.
Het ligt zo ongeveer als de Mont St. Michel in het water, maar dan zonder zo'n irritante kerk.
Binnen in kun je er heerlijk dwalen.
Daarbuiten ligt kilometers strand en boulevard op je te wachten.
Een paradijsje?
Ja, als je de hotels, de restaurants, de winkeltjes, de hotels, de restaurants, de winkeltjes en de hotels in gedachten weg laat wel.
Maar dat is wel een hele moeilijke gedachte-oefening.
Langs het strand werden diverse zandkunstwerken gebouwd, met wisselend succes.
De twee mooiste hebben we beloond met een muntje.
Op ons tochtje het binnenland in reden we door de Maestrat.
Fantastisch!
Een zeer berg- en rotsachtig landschap met grote en spectaculaire hoogteverschillen.
Op elke helling vind je terrassen waarop iets verbouwd wordt, vaak tot de (zeer hoge) top aan toe.
Die terrassen zorgen voor een soort digitaal kartelrandjes effect, waardoor het landschap er heel raar en fascinerend uitziet.
In deze streek liggen diverse mooie versterkte stadjes.
We hebben Morella uitgebreid bezocht.
Hier zijn de muren grotendeels heel gebleven.
Het stadje zelf ligt om een grote rotsblok heen, waar op, naast en tussenin een kasteel ligt.
Althans, wat er van over is.
In de binnenstad vind je trappetjes en smalle straten met overhangende huizen.
Heel leuk.
Door een kleine navigatiefout reden we langs Mirambel, een stadje waarvan de muren en de binnenkant gedeeltelijk gerestaureerd zijn.
De parkeerplaats stond iets te onhandig vol met bussen, dus dat hebben we maar laten zitten.
Indrukwekkend was Cantavieja.
Eerst zit je in een kloof 500 meter omhoog tegen het ommuurde dorpje aan te kijken.
Vervolgens mag je er met een geweldige slingerweg doorheen om het even later enkele honderden meters omlaag te kunnen bekijken.
Dat was nog eens een prettig navigatiefoutje.
Dit gebied associeert zich graag met El Cíd, een Spaanse legeraanvoerder uit de elfde eeuw, de tijd van de Reconquista.
Aangezien één van onze favoriete boeken (The Lions of Al-Rassan van Guy Gavriel Kay) op deze figuur geënt is, hebben we gretig rondgekeken.
In hoeverre deze associatie overigens correct is weet ik niet.
De man heeft in heel Spanje huisgehouden en wordt voornamelijk met Valencia in verband gebracht en dat ligt echt nog wel een honderd kilometer verderop.
We hadden het werkelijk geniaal uitgekiend.
Het leek wel of er een mooi-weer-luchtbel om onze camper heen hing.
Eerst een warme aprilmaand in Nederland.
Toen het daar begon te regenen, zaten wij al in Spanje waar net de zon begon te schijnen.
Vervolgens zag je op de weerkaarten de wolkengrens eerbiedig op vijftig kilometer afstand met onze camper mee naar het zuiden trekken en weer terug gaan.
Alleen de laatste dag in Frankrijk deed iemand een uur lang de lokale sprinkler installatie even open.
Een lekker zonnetje is nooit weg, maar in Spanje weet die geen maat te houden.
Ga je in mei om de ergste hitte te omzeilen, zit je nog met temperaturen boven de dertig graden.
En dan zijn er mensen die beweren dat dat in Spanje beter te verdragen is.
Nou, voor mijn chagrijnigheidspeil maakt het niet uit, kan ik je vertellen.
Maar goed, in mei iedere dag buiten ontbijten, dat heeft toch wel wat.
En iedere dag hebben we in het zwembad gelegen, op Barcelona na dan.
De meest zuidelijk pleisterplaats werd Xabia.
Dat is Valenciaans voor Javea.
Dat ligt net ten noorden van de gevarenzone die Benidorm heet.
Ook deze plaats is door het toerisme groot geworden.
De camping lag op een industrie-terrein, had weinig schaduw, maar weer wel een zwembad.
Het plaatsje zelf ligt aan een kust met veel stenen, maar ergens in een baaitje hebben ze een zandstrand opgespoten en het El Arenal genoemd.
En hebben ze er het gebruikelijke conglomeraat aangelegd van hotels, restaurants, winkeltjes, restaurants, ..., affijn, u weet het wel.
Daar hebben we ons eenmaal gewaagd met de fiets en daar zijn we direct weer omgedraaid.
In de binnenstad ligt een versterkte kerk en een overdekte markt.
Voor de rest is het niet veel, op een klein maar niet onbelangrijk detail na.
Aan de haven (Puerto) vind je een hele leuke kleine boulevard met leuke restaurants.
Daar kun je heerlijk langs lopen, lekker eten en genieten van het uitzicht op de rotsen.
We hebben daar bij Le Bodeguilla en Calima gegeten.
Ons uitstapje het binnenland in bracht ons eerst bij de beroemde rots van Penyal d'Ifach.
Leuk op een plaatje, in het echt is het niks.
Dan is de rotspartij Montgo in Xabia zelf stukke interessanter.
Guadalest is een gigantische toeristentrekker, maar dat is eigenlijk best wel terecht.
Op een hele hoge berg uitkijkend op een dal liggen daar de resten van een kasteel met daaromheen een dorpje met allemaal trappetjes en kleine weggetjes.
En leuke winkeltjes.
Het fantastische uitzicht over het stuwmeer maakt het karwei helemaal af.
Daarvoor neem je de zinloze musea, de drukte en de minder leuke winkeltjes graag op de koop toe.
Daarna maakten we nog een toer door de bergen over de Coll de Rutes.
Erg fraai.
Op deze manier was Xabia best om te hebben.
Als je in de buurt van de kust blijft dan vind je de campings zo ongeveer om de honderd meter.
Maar in het binnenland is het een ander verhaal.
Daar zijn nauwelijks campings en als ze er zijn, dan zijn ze niet altijd in mei open.
Vandaar dat we wat campings betreft aan de kust gebleven zijn.
De door ons bezochte waren voortreffelijk, met goed sanitair en een zwembad.
In het hoogseizoen betaal je je scheel, maar met een ACSI-pasje in het voorjaar scheelt het minstens een factor drie.
Alle campings hadden een al dan niet verwarmd zwembad, met wisselende openingstijden.
Het verhaal gaat dat het wettelijk verplicht is om die zwembaden van een badmeester te voorzien, maar op de helft van de campings was dat niet te merken.
De plaatsen hebben allemaal grint als ondergrond, gras zie je (begrijpelijkerwijs) nergens.
Als het droog is, werkt het prima.
De vloer van de camper was na de vakantie nog bijna maagdelijk schoon.
Wat er gebeurt als het regent, weten we dus niet.
Een apart verschijnsel zijn de pensionado's, Nederlandse gasten van boven de 60 die een lange tijd in Spanje op een camping verblijven.
De één blijft vier maanden op dezelfde camping, de ander verkast om de zoveel tijd, maar je komt ze overal tegen met hun caravans.
Het is meestal niet de voorliefde voor Spanje wat ze drijft, maar de voorliefde voor mooi weer.
Wat dat betreft hadden ze in april beter in Nederland kunnen blijven en dat konden we uiteraard niet nalaten om te vertellen...
Raar verschijnsel hoor.
Ze kennnen veelal geen Spaans, blijven binnen een kilometer van de kust en mopperen voortdurend over Nederland.
Ondertussen is de aankomst van een nieuwe Nederlander het evenement van de dag, worden de laatste Hollandse roddels constant uitgewisseld, lezen ze een lokaal Nederlands krantje (met advertenties als "uw Nederlandse vakgarage" en schema's wanneer de Nederlandse arts waar is) en gaan ze eten bij Paleis Soestdijk, Rembrandt en Piet Frites.
Wel weten ze alles van goedkope en goede campings, dus als informatiebron zijn ze zeer geschikt.
Zelfs in het voorjaar zijn de campings alles behalve rustig.
Regelmatig wil het nog wel eens feest zijn in het restaurant of de bar, en die zijn echt niet om elf uur afgelopen.
Gelukkig is onze camper behoorlijk geluiddicht.
Op de terugweg konden we niet om Barcelona heen.
We waren er nog nooit geweest.
Aanvankelijk hadden we de camping bij Gava uitgezocht als uitvalsbasis, maar onze pensionado's waren erg eensluidend in hun advies.
Niet doen, je moet constant bukken voor laagvliegende vliegtuigen en de beloofde bushalte ligt een halve kilometer aan de verkeerde kant van een zeer drukke weg.
Op hun aanraden opereerden we vanuit Pineda de Mar, ten noorden van Barcelona.
De camping (Enmar) ligt op tien minuten lopen van een treinstation en vandaar uit duurt het een klein uurtje voordat je in hartje Barcelona zit.
Het was daar heerlijk rustig en op de terugweg kun je in de trein uitrusten van vermoeienissen in de stad.
Nog een voordeel van Pineda: het is een volmaakt oninteressant dorp, dus daar hoef je geen tijd aan te besteden.
Je kunt er overigens prima eten, vooral bij Can Josep, maar Diagonal was ook niet te versmaden.
Goed, Barcelona dus.
Is het een mooie stad?
Nee, het is een grote stad en dus per definitie niet mooi.
Wij hadden de blunder begaan om een 2-daags ticket voor de toeristenbus te nemen.
Fout! Fout!
Je staat in een lange rij voor het ticket, je staat in een lange rij voor de bus en vervolgens staat de bus in een lange rij in de file.
Hij passeert de meest bezienswaardige plaatsen in een flits en staat stil bij de meest onaantrekkelijke balkons.
Hij komt om de vijf minuten, zeggen ze, maar je wacht dus een half uur en dan komen er zes tegelijk.
Toen de tweede dag twee bussen halverwege ook nog eens uitvielen, hielden we het voor gezien.
Barcelona is dus helemaal niks?
Ho, ho!
Éen gebouw is werkelijk alle bovenstaande ellende volledig waard.
Dat nulde wereldwonder heet de Sagrada Familia, een wondermooie kerk net buiten het centrum.
Die is nog niet af, en dat zeg ik meestal bij gebouwen die gerestaureerd worden, maar in dit geval klopt het echt.
Nu al is het een een fascinerende kerk, die eigenlijk niet te beschrijven valt, dus daar begin ik dan ook maar niet aan.
Als je binnen staat en omhoog kijkt, krijg je tranen in je ogen.
Als overtuigd atheïst zou ik er bijna gelovig van worden.
Bijna hoor...
Het is heel apart om zo'n kerk "live" gebouwd te zien worden.
Binnen staan stellages tot soms wel honderd meter hoog, op de grond liggen stukken steen die bewerkt worden en naar boven getakeld moeten worden en aan het plafond wordt geschilderd.
Je kunt ook in de rij gaan staan om met de lift naar boven te gaan.
Doen!
Je zit dan midden tussen die fantastische torens te pionieren en je kunt dan de details op grote hoogte rustig bekijken.
En het uitzicht is ook niet gek.
Ernaast (en eronder) is ook nog een uitgebreide tentoonstelling waar het ontwerp en de geschiedenis helemaal uitgelegd worden.
Prachtig!
Marjan en ik hebben in ieder geval besloten om om de vijf jaar de voortgang te gaan controleren.
We zijn erg benieuwd of we de voltooiing nog zullen meemaken, want die is over twintig tot dertig jaar gepland.
Verder is het best leuk om over de Ramblas te lopen.
Elke was helemaal weg van haar schattepetatties, oftewel Koreeanse eekhoorntjes.
Die werden daar onder andere samen met landschildpadden verkocht.
Landschildpadden zijn verboden in Nederland, en we zijn nog aan het uitvissen of Koreeanse eekhoorntjes wel legaal zijn (en zo ja, waar je ze kunt krijgen).
Ook de oude binnenstad is best leuk, smalle straatjes met artistieke winkeltjes.
De kathedraal was nog niet af (...), maar die was na de Sagrada Familia zowiezo maar gewoontjes.
In Spanje kun je eigenlijk nergens "redelijk" eten.
Overal waar we gegeten hebben, was het werkelijk voortreffelijk.
Die Spanjaarden weten echt wel wat lekker is.
Volop inktvis (sepia en calamares), garnalen en langoustines, allerlei soorten overheerlijke vis, maar ook lam en konijn op verschillende manieren klaargemaakt.
En vaak natuurlijk experimentele tapas als voorafje.
We hebben één keer gebarbecued en een keer een slabordje gemaakt met verse garnalen.
Voor de rest hebben we heerlijk uit gegeten.
De menukaarten zijn heel vaak in meerdere talen, regelmatig zelfs in het Nederlands.
Dat Nederlands is soms van zo'n bedroevende kwaliteit dat je in het Engels menu moest kijken wat ze nu eigenlijk bedoelden.
Wij probeerden altijd in het Spaans (of Catalaans) te bestellen, dat was goed voor de talenkennis.
Voor de lunch haalden we vaak luxe broodjes bij de bakker (forn).
En tussendoor en soms als toetje, lekker vers schepijs.
Die is van Italiaanse allure, met veel keuze uit smaken.
Grappig genoeg waren we aan het eind van de vakantie maar een beetje aangekomen, terwijl we ons toch niet bepaald ingehouden hadden.
Het zal het zwemmen wel geweest zijn...
Wat het bier betreft, dat is voornamelijk niet al te interessant pils.
Het enige exotische is dat het soms uit Zuid-Amerika komt, wat goed was voor het aantal landen in mijn bierflessenverzameling.
Enige uitzondering was het Legado de Yuste (abdijbier), nota bene van Heineken en Voll-Damm, een stuk sterkere pilssoort.
Al met al ik heb nog zo'n tien nieuwe bierflesjes mee kunnen nemen.
De lokale wijn in Spanje is vrijwel overal uitstekend.
We waren met name te spreken over de rode Panedes.
Ook hebben we een keer sangria geprobeerd.
Niet onaardig, dorstlessend tijdens hete dagen, en waarschijnlijk net zo gevaarlijk als lambrusco.
Er werden in het weekend dat we terugreden nogal wat files verwacht in Frankrijk.
Vandaar dat we voor de zekerheid drie dagen voor de thuisreis hadden uitgetrokken, van zaterdag tot maandag.
Nou, het was drukker dan op de heenweg, maar de eerste files kwamen we pas bij Lyon tegen, en daar konden we met een boogje omheen.
Zo zaten we na de eerste dag al in Beaune, op de camping die we inmiddels al zo goed kennen.
Het restaurant was nu uiteraard wel open en de ober was nog steeds dezelfde man als een paar jaar geleden.
Weer een heerlijk Frans menuutje verorberd.
De volgende dag kwamen we de files pas in Nederland tegen.
Eigenlijk was het zo ongeveer vanaf Maastricht één grote file.
Toen er op de A2 ook nog een ongeluk was gebeurd, hebben we bij Nederweert de grote weg maar voor een kleine weg ingeruild en zijn we binnendoor naar huis gereden.
Daar kwamen we ruim voor het avondeten aan, dus konden we de maandag fijn besteden aan het schoonmaken van de camper.
Spanje heeft een prachtig woest binnenland, zeer de moeite waard. Die kust moet je maar voor lief nemen, die heb je nodig als overnachtingsplaats. Het was goed om te zien dat Noord-Spanje gemakkelijk binnen twee dagen te bereiken is. De Spanjaarden en het Spaans zijn geen probleem, dus hier gaan we vaker heen. Zeker omdat er ongelooflijk veel moois te zien is, waarschijnlijk nog meer dan in Frankrijk. En ja, over vijf jaar zitten we weer in Barcelona, Sagradaatje kijken...