Waarom ga je in vredesnaam naar Oostenrijk? Land van Heidi, Haider en Haydn. Eigenlijk was er maar één reden: het weer zou daar het langste mooi blijven. Daarom vertrokken we op de verjaardag van een dode koningin naar het zuidoosten. Met onze scheurcamper zouden we ons eindelijk kunnen meten met de racemonsters van BMW, Audi en Mercedes. Dat viel een beetje tegen en dat kwam niet door onze snelheid, maar door het leitmotif van de dag: "Baustelle". En bij wegwerkzaamheden kun je met je 1,85 meter brede camper (exlusief buitenspiegels) nogal moeilijk een vrachtwagen gaan inhalen op een rijstrook van 2 meter. Wat zijn die wegen in Duitsland slecht geworden! En trouwens, wat zijn de parkeerplaatsen langs de Autobahn beroerd! We zijn verwend met Frankrijk, dat is duidelijk. Al met al schoten we niet erg op, en toen rond Aschaffenburg het Duitse weekendverkeer op gang begon te komen en het zonnetje zich heerlijk uitleefde, besloten wij om er vroegtijdig een eind aan te breien. Dat was beter voor Joostjes fysieke en geestelijke gesteldheid. De dichtstbijzijnde camping, het Main-Spessart-Park bleek over genoeg plaatsjes in de zon en een restaurant te beschikken. Daar konden we heerlijk uitrusten en Elke was helemaal in de zevende hemel toen nog een Nederlandse familie met twee iets jongere dochters de camping op draaide. In het restaurant maakten we weer kennis met het eenvoudige, voedzame, lekkere en goedkope Duitse eten en drinken.
Zoals te verwachten viel was de dag erop de Autobahn een stuk rustiger. Wel hadden we mazzel toen we vlak voor de grensovergang naar Oostenrijk ergens uit wat duistere krochten van het geheugen opdiepten dat we misschien wel eens een snelwegvignet nodig zouden kunnen hebben. Kon de eergisteren gekochte reisgids gelijk zijn nut bewijzen. Gelukkig moesten we toch al tanken en wat meer gedetailleerde en recentere kaarten waren ook geen overbodige luxe. Die van ons stamde uit de de jaren 80 en met een schaal van 1 op 600000 en hongaarse naamgeving ga je het hoogstwaarschijnlijk niet redden. Wat een verschil trouwens met Duitsland. Een pompbediende die behulpzaam is. En prachtige wegen, daar kun je bijna over schaatsen. Bijna vrolijk kwamen we op onze camping aan, in het hopelijk niet toepasselijke Au an der Donau. Daar was het 1 mei-feest in volle gang en zowat iedereen flaneerde over het stukje dijkfietspad dat wij over moesten om de camping te bereiken. Ik geloof niet dat we iemand eraf geduwd hebben, want dat zou ongetwijfeld niet hebben bijgedragen aan de feestvreugde. Verder konden we constateren dat de eetculturen van Oostenrijk en Duitsland nauwelijks verschillen.
Au an der Donau ligt heel pittoresk langs het Donau fietspad. Gezien het ultra platte landschap leek het wel de moeite waard om er een fietstochtje aan te wagen. Daarvoor waren we bij aankomst al overstelpt met enkele folders met routes. We besloten eerst maar eens een stukje Donau af te zakken, helaas noodgedwongen met wind mee. Zoals te verwachten viel, vond Elke het allemaal prachtig en konden we de gehoopte 12 km naar Mitterkirchen zonder problemen afleggen. Het was dan ook jammer dat het min of meer geplande doel toch nog 5 km verder lag. Gelukkig was het Keltisch openluchtmuseum de moeite waard. Na een lange bezichtiging en rustpauze moesten we tegen de wind in, maar met een lekker zonnetje, terug. Dat wilden we binnendoor doen, maar we werden met een nieuw fenomeen geconfronteerd: bewegwijzerde fietsroutes die maar in één richting bewegwijzerd zijn. Affijn, met een eigen kaartje hebben we de omgekeerde Kelten-route maar zoveel mogelijk gereconstrueerd. We zullen hier en daar wel een grafheuveltje gemist hebben, maar dat mocht de pret niet drukken. Het was overigens wel heerlijk rustig fietsen. Met nog een taktische pauze op tweederde van de terugweg verbeterde Elke haar eigen fietsrecord en bracht het op 35 km.
De volgende dag gingen we met de camper langs de Donau rijden. Eerst langs een schattig kasteeltje, dat van Clam. Helemaal gerestaureerd, er wonen zelfs mensen in en je kunt er ook logeren. Maar bezichtigen kon dus niet. De Donau is net zo saai als andere grote rivieren, hoewel het stuk rond Ybbs an der Donau wel mooi was. Ons grote doel van vandaag was de beroemde abdij van Melk. We houden wel niet van goud en barok, maar ja, in Oostenrijk moet je er een keer aan geloven natuurlijk. Welnu, we houden nog steeds niet van goud en barok. Dat het bezoek toch nog aardig uitpakte kwam door wat moderne en geschiedkundige elementen in een zowiezo goede tentoonstelling en door de bibliotheek. Met name Elke kikkerde op toen we zeiden dat hij wel op de bibliotheek van Zweinstein leek. De uitverkoren camping Stumpfer stond in Schönbühel an der Donau. Ja sorry, heel erg origineel zijn ze hier niet met de naamgeving. Het was er relatief druk en we stonden na wat passen en meten letterlijk an der Donau in de zon met een mooi uitzicht op het lokale kasteel. Zo heel veel scheepvaart is er trouwens niet, zeker niet als je dat vergelijkt met de Rijn. Aan de camping is een Gasthof verbonden en hoewel die druk verbouwd werd, konden we er toch terecht. Heerlijk gegeten, voor Marjan karper uit de plaatselijke rivier, voor mij herteragout en voor Elke een lekker kindermenuutje. Het beste wat we in Oostenrijk gehad hebben.
De dag voor ons vertrek was mijn oog al gevallen op een plaatsje met de naam Hallstatt. Een bekende naam voor iemand die wat van de vroege geschiedenis kent en dus had ik mijn Kelten-boeken al in de camper geladen. Uiteraard móesten we naar dit dorpje. De route door de Alpen was erg mooi, vooral omdat de toppen nog goed in de sneeuw zaten. Vlak voor Hallstatt doken we onverwacht een tunnel in (Baustelle!) om voorbij Hallstatt er weer uit te komen. Een wat andere vorm van een binnendoorweg dus. Gelukkig kwamen we zowat voor de camping Klausner-Höll eruit, anders was dat nog een leuke puzzeltocht geworden. Vóór het eten gingen we het plaatsje verkennen. Wat is Hallstatt een fraai dorp! Prachtig gelegen aan een meer, hoge bergen aan alle kant om je heen, houten huisjes, houten boothuisjes en dankzij die handige tunnel bijna geen verkeer. Wel een overvloed aan toeristen, maar goed, dan heb je ook wat. Wat een kermis moet het hier in de zomer zijn. Het leukste waren nog de Romeinse en middeleeuwse opgravingen onder de sportzaak Janu. Daar had de sportzaak zelf een soort commerciële tentoonstelling van gemaakt. Zeer geslaagd, jammer dat de boeken over de Kelten alleen in het Duits waren. Dat het restaurant on-Oostenrijks duur was, kwam niet als een verrassing.
Ik vond het al een verontrustend uitzicht. Op de camping keken we uit op een supersteil kabelbaantje. Dat zou toch niet dat baantje naar die zoutmijnen zijn hè? Ja dus. En naar die zoutmijnen zouden we met alle geweld heen moeten. Slik... Affijn, ik heb op de heenweg zorgvuldig het plafond van de cabine bestudeerd. De dames genoten! Ik ook, toen ik weer veilig boven was en weer naar beneden durfde te kijken. Ondanks dat kabelbaantje was de zoutmijn nog een hele klim. Die werd verluchtigd met allerlei archeologische wetenswaardigheden, want ze hebben hier 150 jaar geleden een heel grafveld blootgelegd, waarnaar dus de Hallstatt-cultuur genoemd is. Die zoutmijn was zowel educatief als recreatief. Ze hebben er twee glijbanen in aan gelegd en dat sprak Elke en een klas scholieren enorm aan. Je kreegt daar zelfs een speciaal pak voor aan. Maar ondertussen kreeg je een hoop informatie over de prehistorie, de mijnen en de zoutwinning. Er schijnen zelfs speciale rondleidingen (voor zo'n 6 à 7 personen) te zijn waarin uitgebreider op de Keltische zoutwinning wordt ingegaan. Een geslaagd uitstapje.
De volgende dag liet het weer ons voor het eerst in de steek. Dat was overigens twee dagen later dan verwacht, dus je hoort ons niet klagen. 's Morgens gingen we naar het laatste verplichte nummer in Hallstatt, het historisch museum. Dat was best leuk, ook Elke kon zich daar wel vermaken. Omdat het ook nog ging regenen, pakten we de camper en reden maar gelijk naar ons laatste doel, Salzburg. We kwamen op de camping van Nord Sam terecht. Daar schijnt Marjan in een vroegere incarnatie wel eens met haar ouders te zijn geweest en het zwembad uitgestuurd te zijn omdat ze te veel herrie maakte. Daar was gezien het weer nu weinig kans op. We hebben nu wel weer gezien wat afzien is. Een familie Nederlanders met twee kleine tentjes, die buiten in de regen en de kou koken en lezen. OK, een camper is overdreven, maar dit is wel het andere uiterste. Wij aten heerlijk bij een restaurantje in de buurt van de camping.
Ik snap nu waarom Mozart zoveel muziek gemaakt heeft. Die man moet zich rot verveeld hebben in Salzburg. Van de Hohenfestung wordt hoog opgegeven, maar behalve dat hij hoog ligt en dus een uitzicht biedt over de stad is er geen moer aan. Mogen ze gerust van de monumentenlijst af halen. Zijn er dan geen leuke winkeltjes in Salzburg? Mwa, gaat, vooral als je van Mozart en zijn kogels houdt. Gelukkig voor Elke hadden ze nog wel een speelgoedwinkel, waar ze naar lang beraadslagen haar vakantiekadootje uitzocht. Mijn CD-winkeltje vond ik pas in de herkansing, nadat ik Elke en Marjan al naar de camping had gestuurd. En de boekwinkel had alleen maar boeken in het Duits. Dann bin ich schnell ausgeprat ja. Was er dan helemaal niks goed aan Salzburg? Jawel hoor. In de Konditorei hebben we heerlijk van een gebakje gesnoept. En het bus-systeem met dagkaarten werkt uitstekend. En dat restaurantje bij de camping is echt niet slecht.
De terugreis liep aanvankelijk zonder noemenwaardige problemen, op de nodige Baustelles na dan. Toen ik moe van het rijden werd, reden we de Autobahn af, zochten we de dichtstbijzijnde camping op en zetten we de camp..., niet dus. De camping bestond niet meer. Na een korte pauze en draaicirkel, moesten we nog zo'n 50 km verder rijden. Daar konden we hernieuwd kennis maken met het Westerwald, bekend van onze fietsvakanties. Op de camping Eisenbachtal in Girod word je naar keuze in het Nederlands of in het Engels begroet. Hij ligt in een mooi natuurgebied met vlakbij, om het in stijl af te sluiten, een Keltisch ringfort. Die hebben we uit vermoeidheid niet bezocht. Wel, om in het stijl af te sluiten, het restaurant Freimühle naast de camping. Daar hebben we nog het lekkerste gegeten tijdens de hele vakantie.