Met een zich gestaag herstellende Marjan zat er dit jaar nog een herfstvakantie in.
Lang hadden we Noord-Oost Spanje in gedachten gehad, maar op het moment suprême liet de zon het daar afweten.
Na een uitgebreide bestudering van de weersverwachtingen viel ons oog op de Ticino, het Italiaans sprekende deel van Zwitserland, en het enige stukje bereikbaar Europa met zon.
Toen we ook nog een camping vonden met een open verwarmd zwembad stond de herfstkeuze vast.
Zwitserland is ook een stuk dichterbij dan Spanje, dus het zou ook wat rustiger reizen zijn.
Nou ja, rustiger.
Duitsland is niet bepaald een feest om doorheen te rijden.
Zodra je de grens oversteekt word je om de haverklap door wegwerkzaamheden geteisterd.
"Welch ein Helle, wieder ein Baustelle", om het maar eens in semi-Duits uit te drukken.
Toch waren we tegen vieren in de buurt van de laatste camping vóór Zwitserland aanbelandt.
Net als de camper die voor ons de snelweg afdraaide, zo dachten wij.
Die bleek helaas toch een andere bestemming te hebben, maar toen waren wij al de bordjes naar de camping uit het zicht verloren.
Camping Lug ins Land maakte echter de hele dag goed toen bleek dat er Schweinehaxe op de menukaart van het restaurant stond.
Gecombineerd met een groot glas Hefeweizen konden we ons geen beter begin van de vakantie voorstellen.
De tocht door Zwitserland viel reuze mee.
Drie jaar geleden op weg naar Griekenland hadden we hier veel fileleed gehad, maar nu konden we zowel aan de grens als voor de Gotthard gewoon doorrijden.
Vooral ik was erg teleurgesteld dat er nou echt geen klein file-tje af kon, gewoon voor de vorm.
Zodoende draaide we om twee uur de camping op, vonden een leuk plekje, en vermaakten ons verder met zonnebaden en badmintonnen.
We bleven de hele vakantie op camping Miralago in Tenero staan.
Die camping was nog goed gevuld, zodat we een idyllisch plaatsje aan het water wel konden vergeten.
De vulling bestond voornamelijk uit Zwitsers en Duitsers.
Die Zwitsers zijn van nature al vrij stug en vermoedelijk staken ze hun noorderburen aan, dus ik kan niet zeggen dat het een supergezellige camping was.
Maar de voorzieningen waren top, het zwembad was gevuld, het uitzicht op het Lago Maggiore was inspirerend en het eten in het restaurant was lekker.
Kortom, goeie plek!
Elke vond geen speelkameraadjes anders dan haar nieuw gekochte Nintendo DS.
Dat maakte ze goed door fanatiek te badmintonnen met haar vader.
Leuke gymnastiek geven ze op haar middelbare school!
Over Tenero zelf kunnen we kort zijn: er is een uitgebreid winkelcentrum vlakbij de camping.
Zeer aangenaam winkelen, dat wel, maar neem een goed gevulde portemonnee mee.
De eerste dag fietsten we zo'n 5 km naar Locarno.
Er loopt een aantrekkelijk apart fietspad langs het meer.
Ver weg van de verkeersdrukte kun je hier lekker van de uitzichten genieten en ontspannen fietsen.
Wel even tussen de voetgangers slalommen, want die hebben ook hun rechten.
Er waren trouwens in de omgeving verrassend veel fietspaden.
Die Zwitsers willen het fietsen echt stimuleren, ze hebben ook een heel fietsroutenetwerk.
Het meest aparte was het fietspad in de Vallemaggia dat helemaal afgezonderd tegen de bergwand aangeplakt zat.
Daar moeten heel want centjes voor uitgegeven zijn.
Locarno is een gezellig stadje met een boulevard langs het meer, een leuk marktpleintje, een half kasteel en een niet onaardige binnenstad.
Het barst er van de eet-tentjes en moderne kunst.
Dat laatste kwam wel als een verrassing.
Je ziet het in ieder geval in dit deel van Zwitserland veel op straat.
En soms is het nog mooi ook.
Tussen Tenero en Locarno heb je verschillende restaurantjes aan het meer.
De kwaliteit loopt zwaar uiteen.
Casa al Lago is zowel qua interieur als culinair blijven steken in de zeventiger jaren.
De platgekookte groente en het vette vlees behoren tot het dieptepunt van de vakantie.
De Albergo Navegna bleek daarentegen weliswaar zeer sjiek te zijn, maar vooral enorm lekker.
Heerlijk zitten smullen.
Ons eerste tochtje in de omgeving ging naar de Val Verzasca.
In Tenero zie je de toegang tot die vallei al liggen.
Je moet je door kronkelende straatjes een weg omhoog banen.
De vallei begint met een knopperd van een stuwdam.
Naar verluidt is die in een James Bond film gebruikt.
Nu wordt er voornamelijk bungee gejumped, een goede reden om de dam links te laten liggen.
Wat je zeker niet links moet laten liggen is de Ponte dei Salti.
Over de rivier de Verzasca ligt een schattig klein dubbel boogbrugje uit de middeleeuwen.
De rivier zelf stroomt over prachtig uitgesleten en spectaculaire rotsformaties.
In de herfst heb je hier in ieder geval prima zicht op, het zou in de lente wel eens tegen kunnen vallen.
De brug heeft geen leuning, heeft een golvend verloop en is ongeveer een meter breed, dus Marjan hield angstvallig het midden aan bij de oversteek.
De huizen in de vallei hebben een aparte bouwstijl met opvallende stenen daken.
Het dorpje Sonogno aan het einde van de vallei is tot een soort openluchtmuseum verklaard.
En terecht, het is een heel mooi dorp.
Je zit er inmiddels hemelsbreed al redelijk dicht bij de Gotthard tunnel.
Het is daar goed toeven, zeker als je genietend van het zonnetje op het terras een boerenlunch zit weg te werken.
Op de terugweg bezochten we de veertiende eeuwse fresco's in de kerk van Brione.
Die vallen een beetje in het niet als je al zoveel moois gezien hebt op een dag.
Overigens heb ik begrepen dat de vallei in de zomer overbevolkt is met toeristen met bijbehorend parkeerleed.
Dan is de herfst al met al geen slechte bezoektijd.
Na een welverdiende rustdag bezochten we een andere vallei in de buurt, de Vallemaggia.
Daarvoor moet je eerst met de auto naar Locarno.
Om de tussenliggende dorpen te ontlasten is er een speciale vijf kilometer lange tunnel gemaakt.
Blijkbaar hebben die Zwitsers er een hobby in om op zoveel mogelijk plekken tunnels te maken.
Zo wordt het land natuurlijk één grote gatenkaas.
De Vallemaggia is een stuk breder en heeft ook meerdere uiteindes.
Zeker in het begin is die niet zo spectaculair en mooi als de Val Verzasca.
Maar de eindsprint richting Fusio is adembenemend.
De eerste adem verlies je als je je door een stuk of tien haarspeldbochten moet wringen.
Die zijn echt behoorlijk krap, het is me nog niet vaak overkomen dat ik de camper een paar keer op en neer moest steken.
Daarna hou je je adem in vanwege de mooie uitzichten.
De ademnood steigt ten top als je het dorpje Mogno in de verte ziet liggen.
Midden in een klassiek Zwitsers bergdorpje ligt daar een heel modern kerkje.
Die is in 1996 gebouwd door ene meneer Botta.
Wereldberoemd onder architecten zou later blijken, maar dat wist ik toen nog niet.
De oude kerk is na een lawine verwoest (wat er met de rest van het dorp gebeurde werd ter plaatse geheel in Zwitserse stijl niet uitgelegd, maar blijkbaar waren er verder geen slachtoffers).
De nieuwe kerk heeft de vorm van een schuin afgeknotte elliptische cylinder en is gebouwd met twee elkaar in lagen afwisselende steensoorten.
Van binnen is de kerk beneden rechthoekig en gaat hij naar boven toe via een ellips over naar een cirkel.
Als de zon schijnt krijg je een lijnenspel dat zowel wiskundig als esthetisch verschrikkelijk mooi is.
Daar kun je uren naar blijven kijken.
Je krijgt er de tranen van in je ogen.
Buiten staat naast de hypermoderne fontein van de kerk nog een stokoude watermolen, wat het contrast enorm maakt.
Nog vol van deze ervaring reden we naar Fusio aan het uiteinde van de vallei.
Dat we vol waren was maar goed ook, want Fusio is een leuk plaatsje, maar het enige geopende restaurant had wel een heel beperkte keuze en was ook voor Zwitsere begrippen erg duur.
Vandaar dat we de lunch toch maar even uitstelden.
Na nog een rustdag was onze tijd weer op en moesten we de terugreis aanvaarden.
Speciaal voor mij hadden ze nog een piepklein file-tje voor de Gotthard neergezet.
Attente jongens, die Zwitsers.
We maakten de Zwitsere franken op aan chocola in een wegrestaurant annex winkelcentrum wat waarschijnlijk daar speciaal voor gebouwd is.
Dat geld opmaken op de laatste dag zijn we eigenlijk niet meer gewend sinds de Euro in diverse landen ingevoerd is.
Nostalgie!
Met name in Duitsland was het behoorlijk druk, zodat we er in het noordelijkste stukje van het Zwarte Woud de brui aan gaven.
De camping van Achern bestond voornamelijk uit vaste standplaatsen.
Het restaurant had toevallig net een "ingewanden"-dag, reden om het toch maar bij schnitzels te houden.
De volgende dag was het een stuk rustiger en konden we een ontspannen einde maken aan de vakantie.
Mooi land, dat Zwitserland. Zeker het deel waarin wij zaten, een soort georganiseerd Italië zeg maar, hoewel dat natuurlijk een tegenspraak is. Wel de geneugten van Italië (lekker eten, lekker klimaat), maar niet de ellende (chaotisch verkeer, asociaal gedrag). We gaan nog wel eens terug, want door al dat uitrusten zijn Ascona en Bellinzona onbezocht gebleven, laat staan dat we in de buurt van Lugano zijn geweest.