Andalusië herfst 2001

Vlucht

Zelfs al zijn nachtvluchten vanaf Schiphol niet meer toegestaan, aan nachtrust kom je echt niet toe als je vliegtuig om zes uur 's morgens vertrekt. Twee uur om op het vliegveld te komen, twee uur om in te checken, een uur om op je bagage te wachten, nee, je zit meer te wachten dan te vliegen. We vlogen met Dutchbird en dat is ons goed bevallen. Zeer attent personeel en ook heel kindvriendelijk. Het was even schrikken toen vlak voor het opstijgen de startprocedure onverwacht werd onderbroken met heftig remmen. Er was een motorprobleem, wat de gezagvoerder netjes uitlegde. Gelukkig was het snel verholpen.

Taal

Wij spreken geen Spaans, en de Spanjaarden weten dat helaas niet te compenseren door enige kennis van een andere taal. Absoluut geen probleem, ze zijn vriendelijk en geduldig en met wat Frans in het achterhoofd kom je een heel eind. Desnoods met wat gebarentaal. Jammer genoeg werkt dat laatste niet over de telefoon. Dankzij de vooroorlogse route-beschrijving van Interhome was het gehuurde huisje niet te vinden. Het telefoontje naar de eigenaresse leidde tot een prachtige Babylonische spraakverwarring, maar niet tot de gewenste lokatie. "Wat en Hoe in het Spaans" is een leerzaam boekje, maar werkt op dat soort momenten absoluut niet. Uiteindelijk bracht een nieuwe rondrit door Iznajar uitkomst.

Wegen

De wegen in Spanje vallen in twee categorieën: wegen die verbeterd zijn en wegen die niet verbeterd zijn. Wegen die verbeterd zijn uitstekend en rijden prima door. Op wegen die niet verbeterd zijn vallen de vullingen uit je kiezen, heb je een hoge slingerfactor en altijd onverwachte vertragingen. De bewegwijzering is over het algemeen erg goed, jammer alleen dat de gemiddelde Spanjaard daar graag zijn eigen auto precies voor parkeert. Niet geheel onlogisch, want parkeerplaatsen zijn een bedreigde diersoort. Ze worden dan ook beschermd door ze vooral niet bekend te maken. Onze eigen parkeerplaats in Iznajar was alleen bereikbaar via een supersmal poortje met vlak daarvoor een haakse bocht. Dat ging elf van de twaalf keer goed. Ach ja. De beste wegenkaart van Andalusië is wat ons betreft "Die Generalkarte" van Marco Polo, schaal 1:200000.

Iznajar

Onze verblijfplaats was Iznajar. Het is een zeer mooi gelegen dorp, bovenop een heuvel en omgeven door een stuwmeer. In het plaatsje waren verder geen toeristen, wel een hoop aardige Spanjaarden. Door de ligging zijn er vele mooie uitzichtspunten (mirador). Aan één daarvan lag ons huisje, op het Plaza Nueva. Klein, maar goed en gezellig. We zaten bijna op de bovenste plek van het dorp. Alleen het Moorse kasteel en de kerk (uiteraard) lagen hoger.

Eten

Eén ding is zeker: in Spanje kun je vreselijk lekker eten. De eettijden wijken wat af. De lunch begint pas om een uur of twee en het avondeten zelfs om een uur of negen. Je kunt zelfs in het binnenland heerlijke vis eten. En het is de gewoonte om veel kleine gerechten te nemen, zodat je van alles kunt proeven. We wisten de helft van de tijd niet wat we nou precies aten (over de beperkingen van de taalgids hebben we het al gehad), maar dat maakte het niet minder lekker. In Iznajar zelf is precies één restaurant en dat moet zo ongeveer een diepterecord zijn. Meson Boega was gelukkig een prima adresje met een telkens wisselende menukaart. Een eervolle vermelding verdient Cordoba, met zijn minstens enkele honderden eetgelegenheden. Wij kozen het Patio de la Juderia, een bijzonder sfeervol restaurant op een bijzonder mooie overdekte patio. Het eten was ook bijzonder lekker. Bijzonder was ook het feit dat de prijzen nog zonder BTW waren en het couvert ook betaald moest worden. Dat is dus geen bijzondere fooi geworden.

Priego de Cordoba

Priego de Cordoba is een heel gezellig plaatsje. Zoals zoveel Spaanse stadjes bestaat de binnenstad (barrio) uit heel smalle straatjes. Je kunt daar soms niet met je armen wijd doorheen lopen. Het leuke is dat zo'n binnenstad nog steeds volledig bewoond is en dus niets kunstmatigs heeft. Priego voegt daar nog een mooi uitzicht aan toe (Balcon de Adarve) en een fontein (Fuente del Rey). Op de terugweg reden we nog door het spectaculaire natuurgebied van de Subbeticas.

Alhambra

Het Alhambra in Granada is de topattractie van Andalusië. En dat was te merken ook. Van elf uur tot half één stonden we in de wachtrij, net voor een paar Denen, met wie we gezellig kletsten. Wij hadden nog mazzel, want we mochten er om twee uur in. Als je rond die tijd aankwam, dan werd je pas om half zes toegelaten in het Mekka van het Alhambra: het Nasridische paleis. Meestal valt zo'n topattractie bitter tegen, maar het Alhambra is de uitzondering die de regel bevestigt. Van dat Nasridisch paleis krijg je bijna tranen in je ogen, zo mooi. Niet groots, maar verfijnd. Niet protserig, maar juist met veel stijl. Niet hoog, wel hoogstaand. Daarnaast staat een lomp paleis van Karel V en dat is werkelijk vreselijk, een groter contrast kan er haast niet zijn. Het Alcazaba is een tamelijk gewoon fort. De Generalife (het buitenhuis van de sultan) is daarentegen prachtig en dan vooral de tuinen. Een goed en goedkoop boek over het Alhambra is overigens "Het Alhambra van dichtbij" van Edilux.

Weer

Spanje is het land van de zon, warm en droog, zou je denken. Nou dat had je gedacht. Twee dagen waren zonnig en lekker en twee dagen waren bewolkt met wat regen. Die ene dag met in de middag zware slagregens neem je op de koop toe. Maar die ene dag met zware stormen, die hadden ze wel weg mogen laten. En ik overdrijf niet. Op ons pleintje sneuvelden vier van de zes lantaarns. De ravage was compleet. Nee, een zonne-injectie was deze vakantie niet.

Baena

De route naar Baena ging over Rute, een anijscentrum, en Lucena, een waar meubelparadijs. Hoewel, als het paradijs er zo uit ziet... Baena zelf is nog niet af. Minstens zes wegen lagen opengebroken, waaronder de grote doorgaande, het kasteel werd verbouwd, één van de vierentwintig kerken werd gerestaureerd en het grote plein was bijna klaar. Kortom, een ramp. De kloof op de terugweg richting Priego de Cordoba vergoedde echter veel.

Cordoba

Bij de expeditie naar Cordoba leek vooraf het parkeren het grootste probleem, maar dit bleek mee te vallen. Uiteraard zijn er geen borden, maar toen we enkele grote bussen in een wijk geparkeerd zagen staan, verlieten we onmiddellijk de doorgaande weg en zette de auto in een obscure wijk neer. Een gouden greep zo bleek later, toen we twee Franse auto's enorm zagen klungelen in het centrum (en de Spanjaarden erachter flink toeterden). We hadden vanaf de overkant van de rivier een prachtig uitzicht op de moskee. Die moskee is inderdaad een wereldwonder. Een enorm woud van zuilen, waarin een of andere idioot (weer Karel V) later een kathedraal heeft laten plaatsen. Dat verpest een deel van het ruimtelijke effect, hoewel dit waarschijnlijk wel de redding van de moskee heeft betekent. Van de Joodse wijk is nog maar een klein deel overgebleven, maar dat deel is nog groot genoeg om een paar uur heerlijk in rond te dwalen. Het stuk rond de Plaza del Corredera (een groot plein waar vroeger stierengevechten werden gehouden) wordt op dit moment opgeknapt en dat kan nog best iets worden. Het Alcazar de los Reyes Cristianos was gesloten, zodat het Alhambra het enige Arabische fort is gebleven wat we op deze vakantie konden bezoeken. Leuk detail waren de Arabische watermolens in de rivier, waarvan er een nog steeds werkte.

Antequera

Onze portie megalitische bouwwerken kregen we in de buurt van Antequera. De Dolmen de Romeral was gesloten, maar de omheining was gelukkig al behulpzaam opengeknipt. In de Dolmen de Viera konden we ook al niet terecht wegens bouwvalligheid, maar de Dolmen de Menga maakte dat helemaal goed. Dit is werkelijk een gigantisch graf, met naar verluid de grootste deksteen ter wereld (180 ton). Dat neem ik altijd maar met een korreltje zout, maar groot en indrukwekkend was het in ieder geval wel. De op de kaart staande Necropolis de la Augustera bleek onvindbaar. 's Middags maakten we een prachtige wandeling in de Torcal de Antequera, een rotsachtig natuurgebied in de bergen met hoge kalkkolommen.